Als kernwaarden van Randstad heeft Frits Goldschmeding zélf in de jaarverslagen van de periode 1978-1984 ‘het kennen, het dienen en het vertrouwen van mensen’ geformuleerd. Deze kernwaarden bepalen zijn visie op de mens, op werk en op de economie: de drie domeinen van onderzoek waaraan de Goldschmeding Foundation voor Mens, Werk en Economie bijdragen levert. Later zou Goldschmeding hier nog aan toevoegen dat de mens, diens werk en de economie idealiter bepaald worden door de liefde. De liefde (caritas, agapè) ligt niet alleen ten grondslag aan de na te streven kernwaarden, zij werkt er ook in door.
Om helder te krijgen hoe zijn visie op mens, werk en economie door de hiervoor genoemde kernwaarden is bepaald, is het noodzakelijk de bronnen in ogenschouw te nemen die de stichter van de Goldschmeding Foundation heeft geïnterioriseerd tijdens zijn zoektocht naar wie de mens is, naar wat arbeid behelst en naar hoe een goede economie eruit ziet en tot stand komt.

In zijn gedachten over hoe een onderneming maatschappelijk behoort te functioneren betoont Goldschmeding zich schatplichtig aan de christelijke traditie in het algemeen en aan de hoogleraren H. Dooyeweerd en T.P van der Kooy in het bijzonder. In Dooyeweerds aspectenleer is bijvoorbeeld de gedachte leidend dat aan een individu of een samenleving vele aspecten te onderscheiden zijn. Zo is het economische aspect, naast vele andere, slechts één aspect van de werkelijkheid van een individu of van een samenleving. Kennis van de aspectenleer, zoals geïnterpreteerd door Van der Kooy, behoedde hem dus al jong voor het euvel vanuit een beperkt referentiekader slechts één enkel aspect van de werkelijkheid te verabsoluteren en losgezongen te zien van de andere aspecten die inherent zijn aan het mens-zijn. Dit inzicht bevestigde hem in zijn overtuiging dat ‘de economie’ nooit als een monolitisch blok mag worden gezien.
Het economische aspect is slechts één aspect van de werkelijkheid van een individu of van een samenleving
Geschraagd door het inzicht dat een visie op de economie verrijkt wordt door vragen en input vanuit andere disciplines beklijfde bij Goldschmeding de gedachte dat in een onderneming recht gedaan moet worden aan de verschillende aspecten die aan het bestaan van een individu of een onderneming te onderkennen zijn. Áls dus in een onderneming meerdere belangen van direct en indirect betrokkenen simultaan behartigd worden, dan is het niet wenselijk dat alleen het economische aspect verdisconteerd wordt. Ook andere aspecten zoals het sociale, psychologische en ethische dienen bij de simultane belangenbehartiging in ogenschouw genomen te worden.
In de simultane belangenbehartiging kan het ‘kennen, dienen en vertrouwen’ als de uitwerking van het ethisch aspect der dingen een essentiële rol spelen. Goldschmeding schroomde niet onder de aandacht te brengen dat in dit aspect liefde een rol dient te spelen. Augustinus’ visie op de caritas leerde hem dat juist deze kracht het mensen mogelijk maakt, ondanks hun onvolmaaktheid, in hun handelen kunnen streven naar perfectie. Daarom behoort het tot de opdracht van een onderneming de caritas te doen beklijven, zodat het kennen, dienen en vertrouwen van elkaar oprechter en vruchtbaarder geschiedt.

‘Simultane belangenbehartiging’ : bevers en bijen (Jaarverslag Randstad 1978)