Per honderd mensen die werken zijn er 69 mensen die een uitkering ontvangen. Dat betekent alle hens aan dek om Nederland draaiend te houden, stelt Peter Brouwer. Hij bepleit een ‘inclusieve arbeidsmarkt’.
Dit opinieartikel van Peter Brouwer, programmamanager Inclusieve Arbeidsmarkt bij de Goldschmeding Foundation, verscheen in het Nederlands Dagblad.
Nederland is een mooi land. Niet in de laatste plaats omdat we hier goed zorgen voor onze ouderen en mensen die, om wat voor reden dan ook, niet kunnen werken. Maar de zorg, de AOW en andere uitkeringen moeten wel betaald worden en grotendeels worden deze kosten opgebracht door de mensen die werken en belasting betalen.
Om dit ingenieuze bouwwerk in stand te houden, is het dan ook essentieel dat de verhouding tussen werkenden die geld verdienen, en niet-werkenden die recht hebben op een uitkering, gezond blijft. Op dit moment zijn er per honderd mensen die werken maar liefst 69 mensen die een uitkering ontvangen. Het gaat om 4,9 miljoen mensen die maandelijks een uitkering ontvangen. Het overgrote deel hiervan (bijna 3,6 miljoen mensen) ontvangt een AOWuitkering. De overige mensen ontvangen een uitkering vanwege werkloosheid (130.000), bijstand (400.000) en/of arbeidsongeschiktheid (780.000).
Aangezien we gemiddeld ouder worden, hebben we ook langer recht op een AOW-uitkering en is er dus meer geld nodig om deze uitkering te kunnen blijven betalen. Daarom is de AOW-leeftijd verhoogd. Als het zo doorgaat, zal de verhouding tussen mensen met betaald werk en mensen zonder betaald werk steeds ongunstiger worden. En dan kan het noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld de AOW-leeftijd nog verder te verhogen. Of om uitkeringen te verlagen, terwijl het sociaal minimum in Nederland, volgens de Commissie Sociaal Minimum, nu al te laag is.
Kortom, om de disbalans recht te trekken moeten zo veel mogelijk mensen die kunnen en willen werken, de arbeidsmarkt op. Want dan snijdt het mes aan twee kanten. Er hoeven minder uitkeringen betaald te worden én er zijn meer mensen die kunnen bijdragen doordat ze belasting betalen.
Dat klinkt allemaal logisch, en met de huidige arbeidskrapte voelt iedereen ook dat het anders moet en kan. En natuurlijk moet de overheid meer inzetten op het activeren van mensen die beschikbaar zijn, of het voorbereiden van mensen die (nog) niet beschikbaar zijn.
Rekening houden
Inclusief werkgeverschap en gelijke kansen bieden gaat niet alleen over het niet discrimineren bij de werving en selectie. Breder werven is slechts het begin. Voor de groep mensen met een arbeidsbeperking, komt er nog iets anders om de hoek kijken. Voor deze mensen is het vaak noodzakelijk om op de werkvloer rekening te houden met de beperking door bijvoorbeeld de manier waarop er gewerkt wordt aan te passen. Zodat het werk praktisch uitvoerbaar is voor de persoon met een arbeidsbeperking. Denk hierbij aan de inzet van een robotarm of een exoskelet om fysiek zwaar werk te ondersteunen. Of extra begeleiding en instructies voor mensen met een verstandelijke beperking met bijvoorbeeld smartglass of projecties op de werkbank.
Ook kunstmatige intelligentie, artificial intelligence (AI), dé technologiehype van dit moment, wordt ingezet om mensen te ondersteunen in het werk. Zo is er de GroenApp, die medewerkers in de groenvoorziening helpt om te bepalen of het juiste kwaliteitsniveau is bereikt bij het schoffelen. Het AI-model wordt gevoed met foto’s van het gewenste kwaliteitsniveau en helpt de medewerkers dit niveau te bereiken en zo steeds beter te herkennen wanneer een perk voldoende onkruidvrij is om door te gaan naar het volgende stuk.
Vernieuwen, aanpassen
Om te zorgen dat ons ingenieuze bouwwerk rondom werk en uitkeringen blijft werken, moeten we op zoek naar een betere balans. Het is daarbij essentieel om zo veel mogelijk van de mensen die kunnen en willen werken, maar nu nog niet meedoen, in te zetten. Dit vraagt vooral om inclusieve werkgevers, die met een open vizier innovatieve maar bewezen effectieve mogelijkheden aanwenden.
Wanneer mensen eenmaal aan het werk zijn bij een werkgever, moeten ze vervolgens ook gelijke kansen krijgen bij ontwikkeling en doorstroom binnen de organisatie. Investeringen van werkgevers in opleidingen en ontwikkeling (en daarmee de kans op doorstroom) zijn niet gelijk verdeeld over medewerkers. Juist voor medewerkers met een kwetsbare positie (laag opleidingsniveau, tijdelijk contract, een arbeidsbeperking, bij oudere werknemers) wordt gemiddeld minder geïnvesteerd in opleidingen.
Het is belangrijk dat omscholing of bijscholing toegankelijk is voor álle medewerkers. En ook actief aandacht besteden aan een inclusief werkklimaat is van belang, waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf kan zijn. Anders is de kans namelijk groot dat deze mensen ook snel weer uitstromen en dan is alle aandacht aan de ‘voorkant’ (bij werving en aanstelling, red.) voor niks geweest.
Werkgevers willen
Alle mogelijkheden benutten, dat vraagt om inclusief werkgeverschap. Dit wordt ook benadrukt door de nieuwe Wet toezicht gelijke kansen en het ‘Manifest voor gelijke kansen’ van de werkgeversvereniging AWVN.
Daarmee willen ze een beweging op gang brengen waarbij álle werkgevers zorgen voor gelijke kansen. Het is vandaag de dag niet langer iets om te overwegen, maar een absolute must.