Dit jaar viert de Goldschmeding Foundation haar tienjarig bestaan. Tien jaar van samenwerking met partners en het maatschappelijk middenveld om impact te realiseren op thema’s als inclusieve arbeidsmarkt, transitie van werk en medemenselijk ondernemen. In de reeks De stand in het land gaat Bert Beun, bestuursvoorzitter van de foundation, in gesprek met partners over de ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar, de uitdagingen van nu en de dromen voor de toekomst. Vandaag spreekt hij Eric Jongepier, adviseur bij Hutspot en lid van de adviesraad van de Goldschmeding Foundation. Een diepgaand gesprek over vooruitgang en frustratie, de kracht van flexibiliteit, en waarom vertrouwen misschien wel het meest onderschatte ingrediënt van vernieuwing is.
Beweging in het economie- en businessonderwijs
Wanneer we hem vragen wat hem typeert als adviseur, hoeft Eric Jongepier niet lang na te denken: “Ik probeer altijd de brug te slaan tussen beleid en praktijk. Niet alleen adviseren, maar ook meedoen in de uitvoering. Anders verandert er niets.”
Tien jaar geleden, herinnert hij zich, worstelde het beroepsonderwijs met starre structuren. “Opleidingen waren te rigide, de aansluiting met de arbeidsmarkt matig. De discussie over digitalisering begon wel, maar onderwijsinstellingen waren er niet op ingericht. Het systeem was vooral gebouwd om grote groepen studenten efficiënt naar een diploma te helpen. Flexibiliteit was geen kernwaarde, maar een uitzondering.”
Sindsdien is er veel in beweging gekomen. Mbo-scholen experimenteren met kortere leerroutes, hybride leren, modulair onderwijs en meer praktijkervaring.
“Er is meer aandacht voor leven lang ontwikkelen,” zegt Jongepier. “Dat is winst. En we mogen ook best trots zijn: Nederland behoort tot de wereldtop in onderwijskwaliteit. Studenten worden goed begeleid, de resultaten zijn stabiel. Maar de echte uitdaging – meebewegen met de arbeidsmarkt – is nog niet opgelost. Het tempo van verandering buiten het onderwijs is hoger dan dat binnen de muren van de scholen.”
Loyale en nieuwsgierige werknemers
De Week van het Economieonderwijs, die in november 2025 alweer voor de vierde keer plaatsvindt met steun en actieve bijdragen vanuit de foundation, laat zien dat een kopgroep dit wél al oppakt. Tijdens deze week gaan onderwijsprofessionals in het hele land actief aan de slag met toekomstgericht business- en economieonderwijs.
Wat Jongepier opvalt, is dat jongeren zelf steeds wendbaarder zijn. Hij veert op: “De nieuwe generatie wil betekenisvol werk, leren in hun eigen tempo, en bijdragen aan iets groters. Die energie is er al. Het systeem moet hen alleen niet afremmen, maar juist versterken.”
Daar ligt volgens hem ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers. “Werkgevers kunnen veel meer betekenen in het leerproces van jongeren. Laat hen leren op de werkvloer, laat fouten maken onderdeel zijn van vakmanschap. Dat vraagt vertrouwen, maar levert ook loyale, nieuwsgierige werknemers op.”
Ouderenzorg: van opbergen naar ondersteunen
Ook in de ouderenzorg is flexibiliteit het sleutelwoord, benadrukt Jongepier. “Tien jaar geleden was het vanzelfsprekend: je bracht je vader of moeder naar het verzorgingshuis, en de zorg nam het over. Alles was geregeld. Alleen: mensen raakten hun plek in de samenleving kwijt. Je werd letterlijk uit het leven gehaald.”
Nu is die situatie aan het kantelen. Mensen blijven langer thuis, ondersteund door technologie, buurtinitiatieven en mantelzorg. Zorginstellingen veranderen van ‘overnemende organisaties’ naar ‘ondersteunende partners’.
“Dat is een enorme vooruitgang,” zegt Jongepier. “Maar het vraagt ook een omslag. Zorgprofessionals moeten leren om niet alles meer zelf te doen. Ze moeten samenwerken met familie en vrijwilligers en digitale hulpmiddelen inzetten. Dat vraagt een ander vakmanschap – en een andere mindset.”
Hij blijft positief, maar realistisch: “Nederland hoort bij de landen met de best georganiseerde zorg. We mogen dat glas gerust halfvol noemen. Maar we moeten ook eerlijk zijn: 10% ziekteverzuim, structurele tekorten, toenemende druk… Dat voelt niet halfvol. Dat vraagt om actie.”
Tegelijk ziet hij veel hoopvolle beweging. In buurten ontstaan nieuwe vormen van samen zorgen – waar bewoners, wijkverpleegkundigen en lokale ondernemers samen oplossingen bedenken. “Dat zijn de plekken waar de toekomst al begonnen is. Daar zie je het beste van wat we kunnen: menselijkheid, initiatief en creativiteit.”
“We hebben mensen nodig met overzicht én doorzicht, die patronen herkennen tussen onderwijs, zorg, technologie en arbeidsmarkt. En die het lef hebben om muren te slechten.”
Eric Jongepier
Veranderkundige, adviseur en lid van de Goldschmeding Foundation adviesraad
Muren tussen sectoren doorbreken
De overheid ziet de juiste problemen, maar reageert met de verkeerde instrumenten. Jongepier, met zichtbare frustratie: “Er wordt miljarden geïnvesteerd in onderwijs en zorg – groeifondsen, akkoorden, subsidies. Maar het resultaat is beperkt, omdat het systeem gestoeld is op wantrouwen. Alles moet verantwoord, gemeten, aangetoond. Er is te weinig ruimte voor vertrouwen.”
Hij noemt het een armoede van denken. “De overheid denkt te sectoraal. OCW kijkt naar onderwijs, SZW naar werk, VWS naar zorg. Terwijl de opgaven juist over die grenzen heen lopen. We hebben integraliteit nodig – een gezamenlijke visie, over departementen en sectoren heen.”
Soms gebruikt Jongepier de metafoor van een ministerie van digitalisering of een ministerie van integraliteit om dat punt te illustreren. Maar, nuanceert hij direct: “Het gaat me niet om een nieuw ministerie of meer bureaucratie. Het gaat erom dat iemand of iets over sectoren heen durft te denken. Of dat nou een ministerie is, of een paar mensen die het lef hebben om de boel aan elkaar te rijgen, maakt me niet uit – áls er maar samenhang komt.”
We missen mensen die verbanden durven leggen en doorzetmacht kunnen organiseren, vindt hij: "Mensen met overzicht én doorzicht, die patronen herkennen tussen onderwijs, zorg, technologie en arbeidsmarkt. En die het lef hebben om muren te slechten.”
Net als in het onderwijs, ziet hij ook hier een rol voor werkgevers en bedrijven. “Werkgevers kunnen die brugfunctie vervullen. Ze weten wat er nodig is op de werkvloer, en ze kunnen leren en werken met elkaar verbinden. Daar ligt een enorme kans om samen te bouwen aan een inclusieve, toekomstbestendige arbeidsmarkt.”
Technologie: bondgenoot of barrière?
Digitalisering en kunstmatige intelligentie spelen een steeds grotere rol in zorg en onderwijs. Voor Jongepier is technologie geen doel, maar een bondgenoot van menselijkheid – mits we het goed organiseren.
“AI kan helpen om werk slimmer te maken, om patronen te herkennen, om tijd vrij te spelen voor wat echt telt: menselijk contact. Maar als we niet oppassen, creëert het juist afstand. Technologie moet de menselijke maat versterken, niet vervangen.”
Hij pleit voor een visie waarin digitale innovatie samengaat met ethiek en vakmanschap: “We moeten niet bang zijn voor technologie, maar ook niet blind enthousiast. Vraag steeds: maakt dit mensen zelfstandiger, menselijker, meer verbonden, gezonder ? Dáár zit de toets.”
Inclusie als noodzaak én waarde
In zowel onderwijs als zorg ziet Jongepier inclusie nog te vaak als een functioneel begrip – iets wat ‘moet’ om tekorten op te lossen.
“In de zorg hebben we iedereen nodig, dus móeten we inclusief zijn. Dat is waar, maar niet genoeg. Inclusie is meer dan een noodzaak, het is een waarde. Het gaat erom dat iedereen mag meedoen op een manier die past bij zijn of haar talenten en tempo.”
Dat vraagt om een andere manier van kijken – niet vanuit tekorten, maar vanuit mogelijkheden: “Als we blijven denken in hokjes – jong versus oud, praktisch versus theoretisch, gezond versus kwetsbaar – dan sluiten we onbewust mensen uit. Terwijl juist die diversiteit onze samenleving sterk maakt.”
‘We verwarren subsidie met verandering’
Volgens Jongepier zit de kern van de stagnatie in ons denken over geld: “We hebben geleerd te denken in potjes. Er komt een subsidie, we schrijven een plan, we zetten een project op. Maar dat is niet hoe echte verandering werkt. Verandering begint bij visie en samenwerking – niet bij geld.”
Hij vertelt over het Integraal Zorgakkoord, waar veel tijd en energie in is gestoken. “Mensen zijn oprecht gemotiveerd. Maar dan is de pot leeg en gaat het loket dicht. Dat kan toch niet? Een loket zou pas moeten sluiten als we onderweg zijn naar een oplossing, niet omdat het budget op is.”
Hij glimlacht. “Zet een pot goud neer en iedereen wil er wat van. Dan komt er van alles in beweging, maar niet vanuit intrinsieke motivatie. Ik zou willen dat we eerst samen besluiten wat we willen bereiken, en dán kijken welk geld daarbij hoort.”
De droom: één basis voor leren en werken
Als Jongepier vooruitkijkt, wordt hij enthousiaster. Zijn droom is concreet en uitvoerbaar. “Ik geloof dat er één gemeenschappelijke inhoudelijke basis kan zijn voor het beroepsonderwijs – waar zowel studenten als werkenden gebruik van maken. De basis blijft gelijk, de vorm verschilt. De student volgt leerroutes via certificaten richting diploma. De werkende pakt modules of certificaten die aansluiten bij wat hij nodig heeft.”
Zo’n systeem maakt onderwijs wendbaarder en inclusiever: “Dan kunnen mensen zich blijven ontwikkelen zonder telkens opnieuw te moeten beginnen. Dat is goed voor de arbeidsmarkt, goed voor de economie, en vooral goed voor mensen zelf.”
In de zorg vertaalt dat zich in kortere, taakgerichte leerroutes. “Laat een student na zes maanden basisopleiding al instromen. Laat hem in de praktijk groeien en leren. Zo haal je mensen eerder binnen én houd je ze langer vast. Het is zonde dat we jongeren vier jaar laten wachten voordat ze iets mogen betekenen.”
Dit is zijn ideaalbeeld voor de zorg: “Het onderscheid tussen ‘thuis’ en ‘instelling’ vervaagt. We kijken niet meer vanuit muren, maar vanuit de mens. Wat kan iemand zelf? Wat kan de omgeving? Wat kan technologie bijdragen? Zo bouwen we aan een zorg die menswaardig is én houdbaar blijft.”
Doorpakken om integraliteit te realiseren
In alles wat Jongepier zegt, klinkt een dubbele toon: hoopvol én realistisch. “Het glas is halfvol,” zegt hij. “Maar wie alleen dat deel ziet, mist de helft van het verhaal. Positiviteit zit niet in wegkijken, maar in de moed om te benoemen wat beter kan.”
Die houding past precies bij wat hij de Goldschmeding Foundation toedicht. “De foundation staat boven de partijen. Dat is een kracht. Jullie kunnen verbinden, spiegelen, aanjagen. Niet alleen inspireren, maar ook doorpakken. Gebruik die positie om echt verschil te maken – om de integraliteit te organiseren die anderen laten liggen.”
Hij ziet onze organisatie als de plek voor verbinding: “De foundation heeft het netwerk, de kennis en de geloofwaardigheid om mensen uit verschillende werelden bij elkaar te brengen. Daar begint verandering: niet door een ministerie, maar door moedige mensen die vanuit vertrouwen over grenzen heen durven werken.”
Moed voor verandering
Het gesprek eindigt dan ook met een oproep. “We hebben minder regels nodig en meer vertrouwen. Minder korte projecten en meer langetermijnprogramma’s. Minder afrekenen, meer samenwerken. Dat is wat de komende tien jaar vragen.”
Jongepier wijst erop dat vernieuwing draait om méér dan beleid: “Veranderen is ook durven dromen. Het vraagt empathie, moed en de bereidheid om te leren van elkaar. Niet van bovenaf of onderaf, maar van tussenaf – daar waar mensen elkaar ontmoeten om iets nieuws te maken.”
Zijn eigen drijfveer vat het mooi samen: “Nederland is misschien niet maakbaar. Maar de maakbaarheid van de wereld wordt onderschat. We kunnen meer veranderen dan we denken – als we het samen doen.”
Met dank aan Annemieke Stoppelenburg en AI
Over Eric Jongepier
Eric Jongepier is adviseur bij Hutspot en lid van de adviesraad van de Goldschmeding Foundation en werkt als strategisch adviseur onder andere in het beroepsonderwijs en de zorg. Hij begeleidt organisaties bij transities op het gebied van leren, werken en organiseren, met een focus op vertrouwen, vakmanschap en systeemverandering.
Volg de reeks De stand in het land en ontdek hoe we met onze partners Samen werken aan beter.